Koning Edward I van Engeland verbande in 1290 alle Joden uit zijn land. Dat deed hij om economische en religieuze redenen én onder druk van de kerk en de publieke opinie.
Eén van de redenen waarom Edward I besloot de Joden te verbannen, was dat zij niet genoeg geld zouden bijdragen aan de koninklijke schatkist. Maar vooral nam de macht van de kerk toe, en de druk van die kerk om Joden ofwel ergens apart te laten wonen, of ze te laten bekeren tot het christendom. Ook de koninklijke steun voor de ideeën van de kerk nam toe, en de vijandigheid van de bevolking tegen Joden. Deze besluiten vonden nog steeds plaats in de periode van de kruistochten. Pas 350 jaar later, op verzoek van de Amsterdams-Portugese rabbijn Menasseh Ben Israel, stond Oliver Cromwell Joden toe om terug te keren naar Engeland.