Het edict van verbanning (1492) was een bevel dat werd afgekondigd door Ferdinand van Castilië en Isabella van Aragón. Ze wilden het Iberisch schiereiland zuiveren van ‘ongelovige’ invloeden. Al voor die tijd had de kerk de Inquisitie in het leven geroepen om alle niet-christenen en ketters te berechten en vervolgen. In 1492 stelde Ferdinand de Joden in Spanje voor de keus: bekeren of verbanning. Veel Spaanse Joden vluchtten naar Portugal, maar korte tijd later gebeurde daar hetzelfde. Onder dwang bekeerde Joden (conversos) werden streng in de gaten gehouden door de Inquisitie. Wie zich niet als goede christenen gedroegen, werden alsnog berecht en vervolgd. In de 16e eeuw werden ‘verdachte’ bekeerden vaak gemarteld om ze te laten bekennen en ‘hardnekkige Joden’ belandden op de brandstapel. Veel verbannen Joden van het Iberisch schiereiland kwamen na allerlei omzwervingen in Nederland terecht, dat verwikkeld was in de 80-jarige Oorlog. Omdat de Joden uit Spanje eerst naar Portugal waren gevlucht, werden alle Iberische Joden in Nederland ‘Portugezen’ genoemd.