Januskop van de Verlichting


1694
Januskop van de Verlichting

De Verlichting staat bekend als een tijdperk waarin men steeds meer afstand nam van religie door middel van de rede. Veel grote verlichte filosofen, zoals Voltaire, wilden Joden wel als medeburgers accepteren, maar zij waren fel tegen hun religie, het Jodendom. Zij vonden de religie en de bijbehorende cultuur barbaars, primitief, en ‘niet van hier’: dat moesten Joden maar eens loslaten.
Dit denkbeeld was heel krachtig in de tijd van het opkomend nationalisme. Mensen met dezelfde taal, cultuur en waardensysteem voelden zich steeds meer met elkaar verbonden en werden loyaal aan de natie(staat). Joden deelden als enige minderheid in Europa die verbindende factoren niet. Nationalisten twijfelden aan hun loyaliteit en zagen hen als gevaar voor de natie, terwijl Joden juist in deze tijd voor de wet gelijke rechten kregen. Die loyaliteitskwestie leidde in onrustige tijden, ook later, tot fysiek en verbaal geweld tegen Joden. Dit is nog steeds te zien in de angst voor rituelen zoals ritueel slachten en besnijdenis, die als barbaars en primitief worden gezien.
Antisemitische maatregelen, zoals verplicht leven in getto’s, gaven de Renaissance, het humanisme en de Verlichting in de Joodse geschiedschrijving een negatieve naam.

< terug naar tijdlijn

Leon Poliakov, The history of anti-Semitism: from Voltaire to Wagner (2003)