De Russische bewindvoerder Elisabeth had al geprobeerd om Joden die zich niet wilden bekeren uit Rusland te verdrijven. Onder Tsarina Catharina kreeg Rusland er in het zuidwesten Pools grondgebied bij, waar al veel Joden woonden. Catharina trok een soort binnengrens. Joden mochten blijven waar ze woonden, zolang het maar buiten het ‘oude Rusland’ was. In de loop van de 19e eeuw veranderden de grenzen van dit Joodse Vestigingsgebied door uitbreiding naar Oekraïne, tot aan Odessa.